Nassauklok (toren Grote Kerk)
De Toren van de Grote Kerk is met ruim 97 meter de vijfde hoogste kerktoren van Nederland. De eerste steen van de toren zoals we die nu kennen werd in 1468 gelegd. Deze toren verving een voorganger die in 1457 instortte. In 1507 was het metselwerk voltooid en in 1509 werden het kruis en de haan op de torenspits geplaatst. Nog voordat de toren helemaal af was, hingen er al klokken in de toren. De eerste klokken hiervoor werden gegoten in 1503.
Luidklokken waren heel belangrijk voor een laat-middeleeuwse stad. Voor elk moment in de dagelijkse routine was er een aparte klok. Zo was er een klok voor het openen en sluiten van de stadspoorten (de poortklok), een klok die opriep tot het gebed (de kruijsklok) en een klok die aangaf dat de vuren in de stad moesten worden gedoofd (de couvre-feu).
De belangrijkste klok was de zogenaamde “banklok”, die werd geluid bij bijzondere gebeurtenissen maar ook als er brand was in de stad. In 1514 werd hiervoor de grote klok met de naam “Roelant” opgehangen. De tekst op deze klok duidde ook op de functie van de klok:
MIJN NAAM IS ROELANT,
ALS ICK LUY AAN EENEN KANT,
DAN IS TOT BREDA ALLARM OF BRANT,
ALS ICK GA AAN BEIJDE SIJDEN,
DAN IS BREDA IN GROOT VERBLIJDEN.
Aan de andere zijde van de klok stond de gezegde:
DIE TOT BREDA IN VREUCHT WIL LEVEN
DIE MOET DE VROUWEN DE OVERHANT GEVEN
In 1667 werd op het kasteel van de Breda, door vertegenwoordiger van verschillende landen, onderhandeld om een einde te maken aan de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (Verdrag van Breda). Bij de afkondiging van die vrede was veel klokgelui nodig. De grootste klok, “Roelant” was echter gebarsten. De Antwerpse klokkengieters Claudius Humbloet en Johannes Lefèvere werden daarom gevraagd de grote klok te hergieten. Dit vond vlak voor de afkondiging van de vrede plaats op het terrein van de St. Joostkapel. De klok droeg, naast de bekende spreuken, ook de wapens van de prins en prinses van Oranje, Willem Hendrik (de latere stadhouder Willem III) en zijn voogdes en grootmoeder Amalia.
Deze grote luidklok, ook wel de Bom genoemd, heeft slechts een kort leven gekend, namelijk van 1667 tot de brand van 1694. Op 11 mei 1694 vatte de houten spits vlam na een blikseminslag. Om te voorkomen dat het vuur zich zou verspreiden over kerk en stad, is geprobeerd de brandende spits met kanonskogels van de toren te schieten. Dat lukte niet. Kerk en stad bleven evenwel gespaard, maar alles wat brandbaar was in de toren – spits, zolders, luidklokken, beiaard, uurwerk, trommelspeelwerk en klokkenstoelen – stortte uiteindelijk door het torenlichaam heen naar beneden tot in de kerk. Wat van de toren restte was een onthoofde holle stenen koker.
Omdat klokken belangrijk waren voor het leven in de stad (open en sluiten stadspoorten, gevaar of bijzondere gebeurtenissen), werden de herstelwerkzaamheden voortvarend aangepakt. In 1695 was er alweer een nieuw uurwerk en in het hetzelfde jaar leverde klokkengieter Passchier Melliaert een vijftal luidklokken, waaronder de huidige luidklok (± 3700 kg). Deze luidklok werd grotendeels gefinancierd door stadhouder-koning Willem III. Daarom wordt deze klok ook wel Nassauklok genoemd. In 1702 was de restauratie van de toren gereed met het aanbrengen van een nieuwe (de huidige) houten spits bedekt met leien.
De Nassauklok draagt de inscriptie:
WILHELMUS III, DG MAGNAE BRITTANIAE REX, BARO IN BREDA, FIDEI
DEFENCOR, ANNO MDCXC, PASCHASIUS MELLIAERT ME FUDIT, ANNO MDCXCV.
Oftewel: ‘Ik heet Willem III, dankzij God [ben ik] koning van Groot Brittannië, baron van Breda en verdediger des geloofs, Passchier Melliaert [uit Antwerpen] goot mij in het jaar 1695’.
Willem III is dus zowel bij de klok van 1667 betrokken geweest als bij die van 1695. Het is dan ook niet vreemd dat de geboortedag van Zijne Hoogheid jaarlijks op 14 november met klokgelui werd gevierd en dat de klok na zijn dood op 19 maart 1702 uitgebreid werd gebruikt bij het zogenaamde overluiden. Vanwege het overlijden van Zijne Majesteit werd vanaf 26 maart met alle klokken van de stad geluid gedurende negen weken, driemaal daags, twee uur lang. Een week later werd het torentje van de Waalse kerk hiervan uitgesloten want dat stond op instorten.
De Nassauklok is een van de weinige muziekinstrumenten die nog bewaard zijn gebleven waaraan de Nassaus daadwerkelijk hebben bijgedragen. Naast luidklok functioneert de klok nu ook als uurslag en als zwaarste beiaardklok.
Op bijzondere momenten wordt de Nassauklok met de hand geluid door het Klokkenluiders Gilde Breda. De klok hangt aan een rechte (luid)as. De luidas is verbonden met een luidwiel waaraan twee touwen zijn bevestigd. Aan ieder touw is plek voor twee luiders. Om handmatig te kunnen luiden zijn minimaal vier luiders en een luidmeester nodig. Om dit gedurende een gemiddelde luidtijd van tien minuten vol te houden, zijn nog meer luiders nodig om te kunnen afwisselen. Het draaipunt van de klepel ligt onder het draaipunt van de luidas. Tijdens het luiden vliegt de klepel tegen de bovenrand van de klok aan. Er wordt daardoor geluid met een zogenaamde vliegende klepel.
De geschiedenis van de Grote Kerk omvat natuurlijk veel meer dan alleen de toren en de luidklokken. Meer informatie hierover is te vinden op www.grotekerkbreda.nl